In het atelier van Wide Vercnocke
Hoe ziet de werkruimte van illustratoren eruit? Wat zijn hun rituelen, talismannen en eigenaardigheden? Waaruit putten ze inspiratie en hoe komen ze tot hun beste werk? Journaliste Katrien Steyaert mag binnenkijken in hun ateliers en in hun creatieve geesten. Michiel Devijver maakt er foto’s bij. Deze keer: op bezoek bij illustrator en graphic novelist Wide Vercnocke in Kortenberg.
door Katrien Steyaert
Blauw oog
‘Veel tekenaars hebben last van hun lijf omdat ze te weinig bewegen. Als ik ga lopen, haak ik na vijf kilometer ook af, en ik mis de discipline van mijn vrouw Auke om elke dag kiné-oefeningen te doen. Maar ik basket wel twee keer per week. In een van de laatste games ben ik iets te hard gegaan, met een blauw oog tot gevolg. Maar ik hou zo van dat lijfelijke, dat buffelen. Het is ook nog altijd mijn communicatie met mijn twee oudere broers: macho, chimpansee-achtig, but all in a friendly spirit. Onze jeugd in Kortenberg was woelig. Ik ging op mijn 19de bewust naar Brussel, op kot, maar het is fantastisch om nu terug te zijn.’
Lonkende beloning
‘Sinds we drie jaar geleden verliefd werden op dit huis en de grote kamer achteraan mijn atelier werd, durf ik in mijn werk grootsere ideeën aan. In ons rijhuis in Vilvoorde was simpelweg geen plaats om bijvoorbeeld een vijf meter hoog papier-machébeeld te maken zoals ik dat vorig jaar voor het Grafixx-festival deed. Ik heb ook nog nooit zoveel geëxposeerd of met mijn muziek opgetreden als de laatste jaren. Mijn set-up met gitaren en loopstations staat naast mijn tekentafel, als een lonkende beloning. Ik moet van mezelf altijd eerst verderwerken aan mijn storyboards of beelden voor ik muzikaal los mag gaan.’
“Mijn set-up met gitaren en loopstations staat naast mijn tekentafel, als een lonkende beloning. Ik moet van mezelf altijd eerst verderwerken aan mijn storyboards of beelden voor ik muzikaal los mag gaan.”
Zetellethargie
‘Toch zot, hoe semistreng we voor onszelf zijn, hè? Met in mijn geval de nadruk op ‘semi’, want er zitten veel gaten in mijn structuur. Ik lig weliswaar niet meer zoals vroeger tot elf uur in mijn bed, gelijk langharig, werkschuw tuig. Mijn vijfjarige zoontje Kas is altijd om 6u30 wakker, waardoor mijn dagen voorspelbaarder werden en ik me mentaal stabieler voel – ook Auke is daarin een redding. Toch blijf ik kampen met een vorm van chaos en lethargie die ik van thuis geërfd heb. In de hoek van mijn atelier staat een zetel waarin ik vaak films kijk of zelfs in slaap val terwijl ik op mijn laptop of Wacomtablet bezig ben.’
Lize en co.
‘Zonder te zware woorden te willen gebruiken: de zetel is mijn ultieme haven, waar ik kan copen met een teveel aan prikkels. Vroeger stond hij in het atelier dat ik deelde met onder andere Lize Spit. Na de toffe pauzes die we erin namen, had ik altijd nóg een pauze nodig om van die gesprekken te bekomen. Vandaag is het vooral de versnippering die me overweldigt: ik illustreer voor klanten, ik geef Beeldverhaal op Sint Lukas – waar ik zelf ooit studeerde – en ik maak een nieuwe graphic novel, Moedernacht. Dat ik me niet dagenlang in alle vrijheid kan focussen, is een grote rem op mijn eigen werk, maar ik wil niet klagen.’
Moedernacht
‘De studenten en het collegakorps – met toppers als Judith Vanistendael, Eva Cardon en Brecht Vandenbroucke – zetten mijn ideeën op scherp. Als scenarist Vincent Vanneste in de lessen uitlegt hoe subtekst werkt, hoe personages tussen de regels door moeten praten, zoals echte mensen, neem ik stiekem notities. Judith ben ik dan weer dankbaar dat ze me over de eerste versie van Moedernacht zei: “Wat wil je eigenlijk vertellen?”. Ik was me inderdaad aan het verstoppen, terwijl ik nu puur toon: dit waren de ups en downs met onze moeder, dit was haar suïcide elf jaar geleden, en dit zijn de patronen die die bij mij geïnstalleerd hebben.’
“Ik graaf in herinneringen waar ik eigenlijk niet graag ben, dus aan het einde van een tekendag ben ik soms gedraind, maar dan neem ik mijn verrekijker en geniet van de groene spechten op mijn gazon.”
Groene spechten
‘Ik ben er al vier jaar aan bezig, gooide al 180 pagina’s storyboards en 20 afgewerkte pagina’s weg, maar in tekenen heb ik altijd een virtuositeit nagestreefd – dat heeft sowieso met ego te maken.’ (glimlacht) ‘Dit is ook het persoonlijkste wat ik al ooit deed. Ik graaf in herinneringen waar ik eigenlijk niet graag ben, dus aan het einde van een tekendag ben ik soms gedraind, maar dan neem ik mijn verrekijker en geniet van de groene spechten op mijn gazon. Noem het naïef, maar ik hoop ook een loutering te vinden in het werken, zonder er een traumaboek van te maken. Ik integreer bewust veel van de humor en wildheid van onze jeugd.’
Silver Blue
‘Als ik me energiek wil voelen, luister ik naar rappers als Vince Staples of Tyler, the Creator. Silver Blue, het nieuwste album van Antwerpenaar Pomrad, is ook een goede zomer-soundtrack. Op andere momenten draai ik soundscapes van Nick Cave, zoals La Panthère des Neiges, of Kris de Bruynes Westende Songs, de favoriete plaat van mijn moeder. Die komt dus met een trigger warning, net als de recentste poëziebundel van Vincent Van Meenen, alle fonteinen, over zijn aan alcohol verslaafde moeder. Hij deed me toch een paar keer stilvallen. Sowieso lees ik het liefst poëzie; de dubbele lagen in gedichten kunnen echt mijn dag kleuren.’
Sorry, Ria
‘Mezelf een dichter noemen, durf ik volgens mij niet, maar ik begin wel elk eigen project door gedichten te schrijven. Uit die écriture automatique komen veel meer concrete denkbeelden voort dan als ik dat al tekenend zou doen. Ik eindig ook met tekst, wanneer ik woorden herschrijf, weggooi of toevoeg aan mijn finale sequentie van beelden – supersaai werk, maar ik moet het zelf doen omdat het te belangrijke artistieke keuzes zijn. Ook als iemand als Ria (Schulpen, zijn uitgever bij Bries, red.) twijfelt aan mijn kleurenpalet – dat was aanvankelijk zo bij Drieman, geloof ik – hou ik daar nul rekening mee. Sorry, Ria!’
“Mezelf een dichter noemen, durf ik volgens mij niet, maar ik begin wel elk eigen project door gedichten te schrijven. Uit die écriture automatique komen veel meer concrete denkbeelden voort dan als ik dat al tekenend zou doen.”
Vuile pitous
‘Mijn smaak in graphic novels is bedenkelijk, vrees ik. Crisis Zone van Simon Hanselmann is zó politiek incorrect, en in Le goût du chlore van Bastien Vivès zie je al de perverse geest waarvoor hij later zo gecanceld is. Maar Vivès’ snelle manier van tekenen – zonder alle stappen die je op school leert: schetsen, lichtbak, inkten, inkleuren – vond ik zo fris en menselijk dat ik er veel van overnam. Daarom vond ik ook Berlinde De Bruyckeres schetsen van fallus-lelies, onlangs in Bozar, zo interessant. Zelf rek ik graag de grenzen van het welvoeglijke op, wellicht omdat mijn opa en moeder in hun humor vuile pitous waren, net als mijn broers trouwens.’
Altaar
‘Elke keer dat ik als mijn personage Lieslaarsman perform, kan ik de bedachtzaamheid die ik als mens heb en de sérieux die in mijn boeken zit, laten varen – zalig. Mijn vrienden kreunen soms wel: “Maar Wietje, what the fuck was dat nu weer?”. Ze zijn mijn ergste criticasters, maar ik vind het heel krachtig dat ze me zo helpen groeien, want ik wil hiermee verder. Mijn Lieslaarsman-pak ligt altijd klaar in het rommelkot naast mijn atelier, samen met mijn publicaties, originelen, oude gitaren én Kas’ tekeningen. Ze zijn mijn grootste schat. En zo is elk atelier een altaar voor het leven dat de maker leidt, toch?’
Denk je aan zelfdoding en heb je nood aan een gesprek? Dan kun je terecht op de zelfmoordlijn via het gratis nummer 1813 of op www.zelfmoord1813.be
REEKS: In het atelier
Hoe ziet de werkruimte van illustratoren eruit? Wat zijn hun rituelen, talismannen en eigenaardigheden? Waaruit putten ze inspiratie en hoe komen ze tot hun beste werk? Journaliste Katrien Steyaert mag binnenkijken in hun ateliers en in hun creatieve geesten. Michiel Devijver maakt er foto’s bij.