Dieren in kinder- en jeugdliteratuur: van Pieter Konijn tot Winnie the Pooh

‘Lees, brul, grom!’ is de slogan van een Jeugdboekenmaand die focust op de boeken die kinderen voor het eerst naar de manege brengen, een hond laten vragen aan Sinterklaas en op familiefeesten doen zeggen dat ze later dierenarts willen worden; een logisch thema, want boeken die dieren op de voorgrond plaatsen zijn niet weg te denken uit de kinder- en jeugdliteratuur. Van Pieter Konijn tot Winnie the Pooh en Geronimo Stilton, dieren en jeugdliteratuur gaan al decennialang hand in hand. 

Tekst: Jante Borremans (onderzoeker UAntwerpen) - illustraties: Joris Thys
© Iedereen Leest

De manieren waarop ze de connectie tussen het dier en de jonge lezer aanwakkeren, zijn echter enorm uiteenlopend. Deze paper onderzoekt die connectie en brengt ze in kaart. We gaan vooreerst in op fictionele, antropomorfische voorstellingen van dieren, waarin dieren functioneren als mensen in vacht, en ‘the-boy-and-his-dog’ connecties, waarbij kind en dier een speciale band hebben. Daarnaast worden ook non-fictie representaties van dieren behandeld en vergeleken met hun fictionele varianten.

Antropomorfische dieren, de mens in vacht

Dierenverhalen als Pieter Konijn (1902) maken gebruik van antropomorfisme. Dat wil zeggen dat de dieren in de verhalen menselijke kledij dragen, menselijke handelingen ondernemen zoals samen spelen, koken, werken of naar school gaan, en hun emoties uiten aan de hand van menselijke gedragingen. Ze vertonen dus geen dierlijk gedrag, maar kunnen volgens Katri Priiki en Leena Kolehmainen eerder gezien worden als een hybride vorm tussen mens en dier (2025, 275). Vaak worden dan ook zoogdieren gebruikt, bekende exotische dieren, waaronder de olifant en de giraf, of andere dieren die zich makkelijk lenen tot vermenselijking, volgens Hooykaas et al. (2022, 683). 

De antropomorfische dierenverhalen spelen zich vaak af rond een menselijke situatie, zoals een ruzie, een gemis, of een nieuw begin. Daarbinnen zorgen de dierlijke personages met hun menselijk gedrag voor een mooie basis voor zelfreflectie. Een herkenbare situatie wordt in dit geval namelijk binnen het dierenrijk geplaatst. Volgens Anna Re zou deze verplaatsing ervoor kunnen zorgen dat zelfreflectie makkelijker wordt voor de jonge lezers aangezien ze de situatie van op een afstandje kunnen bekijken en analyseren (2025, 60). 

Daarenboven zorgen deze verhalen ook voor een mogelijkheid tot reflectie op het mens-zijn an sich. Volgens Chengcheng You zorgen antropomorfische dierenverhalen er immers ook voor dat antropocentrisme tot op zekere hoogte wordt tegengegaan (2021, 197). De mens staat namelijk doorgaans in het centrum van ons antropocentrisch wereldbeeld en dieren bestaan daarbinnen voornamelijk in functie van de mens. Omdat de mens vaak slechts zeer gering of zelfs niet aanwezig is in dit soort dierenverhalen, wordt er dus ook een bewustzijn gecreëerd dat dieren niet alleen leven in relatie tot de mens, maar ook waarde hebben op zichzelf. 

Het omverwerpen van antropocentrisme geldt echter slechts tot op zekere hoogte, zoals hierboven vermeld, aangezien de dieren nog steeds functioneren om menselijke verhalen te vertolken met menselijk gedrag en meer. In die zin blijven mensen wel centraal in deze verhalen. Kinderen kunnen hierdoor ook weinig leren over realistisch dierengedrag, aangezien dat weinig of niet voorkomt in dierenverhalen die gebruik maken van antropomorfisme (Ganea e.a. 2014, 2). 

Naast het voorstellen van menselijke situaties is het ook mogelijk in deze verhalen om een dierlijke situatie te rationaliseren door een menselijke blik, zoals de winterslaap bijvoorbeeld. Hier gaat het dus niet om een menselijke situatie die door dieren wordt vertolkt. Ook dan blijft de mens echter een centraal ijkpunt om de wereld te kunnen begrijpen, waardoor ook hier antropocentrisme toch deels blijft gelden. 

“De antropomorfische dierenverhalen spelen zich vaak af rond een menselijke situatie, zoals een ruzie, een gemis, of een nieuw begin. Daarbinnen zorgen de dierlijke personages met hun menselijk gedrag voor een mooie basis voor zelfreflectie.”

The boy-and-his-dog, mens en dier als partners

In ‘the-boy-and-his-dog' verhalen komt dierlijk gedrag wel uitgebreider aan bod, aangezien het verhaal geleid wordt door een jonge, menselijke protagonist en hun dierlijke vriend. Het dier kan hier in veel gevallen niet spreken en stelt ook geen menselijke handelingen, maar heeft zijn menselijke partner nodig als spreekbuis. Deze coming-of-age verhalen zijn doorgaans volgens eenzelfde formule opgebouwd: een kind of adolescent gaat op avontuur samen met een dier, ze komen in de problemen en redden elkaar, wat zorgt voor de klassieke happy ending (Włodarczyk en Wilde 2024, 348).

Dat geluk is het dier echter niet altijd gegund. Volgens Eric Tribunella is het immers niet mogelijk voor het dier om mee volwassen te worden met het kind (qtd in Włodarczyk en Wilde 2024, 349). De combinatie kind-dier hangt namelijk nauw samen met Maria Nikolajevas concept van ‘aeteronormativiteit’, de opvatting waarin volwassenheid als leeftijdsnorm geldt (2009). Alle leeftijden die dus niet binnen de gemiddelde volwassen leeftijd passen, zijn afwijkend van de norm. Kinderen worden in die zin dus al snel als incomplete volwassenen gezien, een kindbeeld dat volgens Marah Gubar niet zonder haar risico’s moet worden gezien, aangezien kinderen in dit beeld vaak als minderwaardig worden gezien aan volwassenen (2013). 

Hoe dan ook, dit kindbeeld zorgt er binnen de ‘the-boy-and-his-dog’ conventie wel voor dat kind en dier op dezelfde hoogte geplaatst worden als ‘incomplete mensen’. Het kind, in tegenstelling tot hun dierlijke partner, is wel in de mogelijkheid om de staat van volwassenheid te bereiken. De hiërarchie tussen de hoofdrolspelers wordt dus onherroepelijk uit balans getrokken in de loop van het verhaal. Om dat tegen te gaan, moet het dier meer dan eens sterven (Włodarczyk en Wilde 2024, 349); de dood van Hedwig in de Harry Potter-serie symboliseert op die manier Harry’s overgang van kind naar volwassene. 

In verhalen die geënt zijn op partnerschap wordt het dier doorgaans dus wel als dier gezien, maar staat het daardoor wel volledig in teken van de Bildung of het opgroeien van de mens. Het dier wordt enkel gehoord als de mens het een stem geeft en het haalt zijn bestaansrecht grotendeels uit zijn relevantie voor zijn menselijke partner. Sinds de eerste helft van de twintigste eeuw ontstond er bovendien een trend die het avontuurgehalte van deze verhalen steeds omhoog trok. Het dier en de mens moesten daarbij steeds gevaarlijkere dingen doen om elkaar in veiligheid te brengen. In welke mate het realistische dierengedrag daardoor behouden blijft, kan in vraag worden gesteld. Jonge lezers kunnen immers niet verwachten dat hun eigen hond dezelfde dingen kan als Lassie (1938) bijvoorbeeld.

“In verhalen die geënt zijn op partnerschap wordt het dier doorgaans dus wel als dier gezien, maar staat het daardoor wel volledig in teken van de Bildung of het opgroeien van de mens.”

Een interessante variant op deze conventie zijn verhalen als War Horse (1982) en Black Beauty (1877), waarin het dier de verteller is. Het dier is hier niet afhankelijk van de mens om een stem te krijgen, aangezien de autoriteit over het verhaal bij het dier zelf ligt. Op deze manier wordt de hiërarchische positie van mens en dier herbekeken door de mens weer uit het centrum te halen. In ruil hiervoor wordt een deel van het dierlijk gedrag opgegeven, aangezien het dier in menselijke taal schrijft en vaak ook een menselijke kijk heeft op de wereld. Het is bijvoorbeeld relatief onwaarschijnlijk dat een paard met dezelfde ratio naar oorlog kijkt als een mens dat zou doen, zoals dat in zekere zin lijkt te gebeuren in War Horse. Toch zijn dit soort verhalen zeer succesvol en interessant in de combinatie die ze vormen tussen antropomorfisme en partnerschap tussen mens en dier. Ook partners als Dora en Boots horen deels tot de antropomorfische trend, aangezien Boots laarsjes draagt en praat met Dora en de lezer/kijker. Ook deze reeks blijkt succesvol in meerdere landen en talen. 

Non-fictie, een objectieve blik

Naast fictionele voorstellingen van dieren in kinder- en jeugdliteratuur zijn dieren ook veelvuldig te zien in non-fictie boeken. Verscheidene encyclopedieën en andere informatieve boeken sieren de rekken in boekenwinkels. Encyclopedieën, zoals landkaarten en geschiedschrijving worden door hun status als non-fictie vaak als objectief leermateriaal beschouwd. Daarbij hoort, volgens academici als Stefaan Verhulst (2008), toch een kanttekening: de realiteit wordt in deze boeken namelijk nog steeds gefilterd door de auteurs en uitgevers die ze produceren. Het grote kippenboek (2024), dat zowel de Zilveren Penseel als de Boon voor Jeugdliteratuur in 2025 kreeg, focust bijvoorbeeld op meerdere soorten gevogelte, maar geeft in de titel voornamelijk krediet aan de ‘kip’ (hoewel te betwijfelen is dat de pauw het fijn vindt om als kip gecategoriseerd te worden). De keuzes die gemaakt worden zijn geenszins goed of slecht te noemen, maar kunnen waardevol zijn om op een bewuste manier te verwerken tijdens het lezen van wat doorgaans als objectieve lectuur gezien wordt.  

“Encyclopedieën, zoals landkaarten en geschiedschrijving worden door hun status als non-fictie vaak als objectief leermateriaal beschouwd. Daarbij hoort, volgens academici als Stefaan Verhulst (2008), toch een kanttekening: de realiteit wordt in deze boeken namelijk nog steeds gefilterd door de auteurs en uitgevers die ze produceren. ”

Conclusie

Dieren in kinder- en jeugdboeken komen dus voor op allerlei manieren met verscheidene effecten. Ze kunnen antropomorfisch zijn en zo de lezer uitdagen om op zichzelf te reflecteren als persoon en als mens. Dierlijk gedrag wordt door deze techniek echter deels opgegeven in ruil voor menselijke elementen. Daarnaast kunnen dieren ook in relatie tot een kind of adolescent worden voorgesteld, waarbij de stem van het dier bepaald wordt door hun partnerschap met de mens. In dit soort verhalen kunnen dieren doorgaans wel dierlijk gedrag vertonen. 

Er zijn ook verhalen die antropomorfisme en partnerschap combineren, waarin de dieren ook spreken met of over hun menselijke partner. Belangrijk, volgens Hooykaas et al. is een brede representatie van soorten dieren om het bewustzijn van biodiversiteit te stimuleren bij jonge lezers (2022, 683). Tot slot kan non-fictie dierenliteratuur de lezer feiten bijbrengen over dieren en hun gedrag die mogelijks vervormd worden in fictionele representaties. Daarbij is het echter nog steeds belangrijk om rekening te houden met mogelijks niet-objectieve elementen die ongetwijfeld aanwezig zijn. Een brede waaier aan dierenverhalen voorziet dus een even brede waaier aan lessen, effecten, en soorten leesplezier voor elke jonge (en zelfs wat oudere) lezer, die hopelijk na het lezen liefst een hondje wil en geen aap met rode laarsjes aan.  


Deze tekst is een samenvatting van de lezing die Jante Borremans gaf op de Inspiratiedag Jeugdboekenmaand voor bibliotheekmedewerkers op 29 januari 2025.

Bronnen

  • Ganea, Patricia A., Caitlin F. Canfield, Kadria Simons-Ghafari, en Tommy Chou. 2014. ‘Do Cavies Talk? The Effect of Anthropomorphic Picture Books on Children’s Knowledge about Animals’. Frontiers in Psychology 5 (april). https://doi.org/10.3389/fpsyg.2014.00283
  • Gubar, Marah. 2013. ‘Risky Business: Talking about Children in Children’s Literature Criticism’. Children’s Literature Association Quarterly 38 (4): 450-57.
  • Hooykaas, Michiel Jan Dirk, Marloes Gertrudis Holierhoek, Joris Sebastiaan Westerveld, Menno Schilthuizen, en Ionica Smeets. 2022. ‘Animal Biodiversity and Specificity in Children’s Picture Books’. Public Understanding of Science 31 (5): 671-88. https://doi.org/10.3389/fpsyg.2014.00283
  • Nikolajeva, Maria. 2009. ‘Theory, Post-Theory, and Aetonormative Theory’. Neohelicon 36 (1): 13-24. https://doi.org/10.1007/s11059-009-1002-4
  • Priiki, Katri, en Leena Kolehmainen. 2025. ‘Humans or animals? The linguistic representation of animal characters in original and translated Finnish picture books for children’. Language and Literature 34 (3): 274-301. https://doi.org/10.1177/09639470251330429
  • Re, Anna. 2025. ‘Investigating Non-Human Discourse: An Analysis of the Language Used to Represent Animals in Alice in Wonderland.’ International Journal of Linguistics, Literature & Translation 8 (2): 60-71. 183642666. https://doi.org/10.32996/ijllt.2025.8.2.7
  • Verhulst, Stefaan G. 2008. ‘Linked Geographies: Maps as Mediators of Reality’. In The Hyperlinked Society, onder redactie van Joseph Turow en Lokman Tsui. Questioning Connections in the Digital Age. University of Michigan Press. https://doi.org/10.2307/j.ctv65sxn0.19
  • Włodarczyk, Justyna, en Julia Wilde. 2024. ‘Non-Human Kids of Kiddie Lit: Marjorie Kinnan Rawlings’s The Yearling and the Cultural Construction of Animal Narratives as Children’s Literature.’ Children’s Literature in Education 55 (3): 343-60. 178855455. https://doi.org/10.1007/s10583-022-09508-6
  • You, Chengcheng. 2021. ‘The Necessity of an Anthropomorphic Approach to Children’s Literature’. Children’s Literature in Education 52 (2): 183-99. https://doi.org/10.1007/s10583-020-09409-6
Mis niets van Iedereen Leest