De leeswereld van Tim 'S Jongers
Lezen is denken met andermans hoofd’, zei Schopenhauer. Maar wat zoeken we in dat andere hoofd? Is het rust, verstrooiing, kennis? Dit is Leeswereld, een interviewreeks over de rol van lezen, over schoonheid, over taal. Deze aflevering: Tim ’S Jongers, expert ongelijkheid.
door Matthias M.R. Declercq
‘Nja, een Leeswereld’, zegt Tim ’S Jongers, ‘ik ben blij dat ik dat heb. Het is niet iedereen gegeven. Vergeet niet dat hier in Nederland bijna twintig procent van de mensen laaggeletterd is en ongeveer vijftien procent digibeet. Kùnnen lezen is dus al een uitdaging op zich.’
Een gesprek met Tim ’S Jongers is niet zomaar een gesprek. Wat hij zegt, vertrekt vanuit de eigen ervaring, maar overstijgt het persoonlijke. Zijn verhaal is ook het verhaal van de samenleving, van het maatschappelijk vangnet, dat is versleten en uitgerafeld en langzaam scheurt. ’S Jongers is al een decennium actief in Nederland, waar zijn stem steeds luider klinkt. Hij is gespecialiseerd in maatschappelijke ongelijkheid, in de kloof tussen arm en rijk, en werkte lange tijd voor de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (een adviesorgaan van de regering). Daar was hij initiator van het boek Gezichten van een onzeker bestaan, waarin veertien levens geportretteerd worden van mensen in overlevingsmodus. Nu staat hij aan het hoofd van de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA. Hij schrijft ook lange, inzichtelijke stukken voor De Correspondent en was columnist van de Volkskrant, waarin hij vorig jaar een inkijk gaf in zijn eigen jeugd: een verhaal van rauwe armoede. Onlangs schreef hij het boek Beledigende broccoli, over de ervaringskennis van kwetsbare mensen. ‘Het zal u dan ook niet verbazen dat mijn Leeswereld in zeer grote mate uit non-fictie bestaat’, zegt hij. ‘Ik heb een enorme drang naar kennis, naar verhalen die onze maatschappelijke structuren blootleggen.’
De onmisbare
‘Sinds een aantal jaar lees ik heel erg veel. Haast altijd gaat het over thema’s waar ik professioneel mee bezig ben: bestaansonzekerheid, sociaaleconomische gezondheidsverschillen, achterstand, armoede... Ook ’s avonds, na een lange dag werken, kan ik thuis op de bank verder lezen over die thema’s. Dat is ontspannend, zelfs als het saaie, wetenschappelijke literatuur is. Maar evengoed zijn er de laatste jaren toegankelijke, goedgeschreven verhalen verschenen die de problematiek een gezicht geven. Een van die boeken is De onmisbaren van Ron Meyer.’ De vakbondsman is een leeftijdsgenoot van ’S Jongers en schreef een ode aan zijn sociale klasse: Dit is het verhaal van jullie leven, jullie volharding en jullie opoffering, van mijn worsteling met die opoffering. Dit is het verhaal van een klasse die niet meer leek te bestaan. Bespot en bespuugd. Vergeten en genegeerd door de heersende macht. Een klasse van onzichtbaren die onmisbaar blijken. Dit is een verhaal van mensen waar het aan de talkshowtafels of in de boeken vrijwel nooit over gaat.
‘Ook De achterblijvers van Geert Schuermans is een goed voorbeeld van het soort boeken dat ik lees. Schuermans beschrijft hoe de grond onder de voeten van de lagere middenklasse wegzakt. Dat is literatuur die pijnlijk duidelijk maakt wat er structureel fout loopt in de samenleving. Dat boeit mij enorm: wat zijn de structuren die de ongelijkheid in stand houden? En hoe gaat de samenleving daarmee om? Denk ook aan Uitgewoond van Cody Hochstenbach, waarin wordt uitgelegd hoe noodzakelijk een nieuwe woonpolitiek is. Of De zeven vinkjes van Joris Luyendijk en Macht van Brian Klaas, over de “verkeerde” mensen die het telkens voor het zeggen hebben. En de biografieën van Nederlandse politici als Mark Rutte, Femke Halsema en Jet Bussemaker. Die boeken tonen me de achtergrond van de beleidsmakers, en hoe smal de marges zijn waarin ze kunnen opereren.’
‘Ik kan alleen maar concluderen dat sociale grondrechten als huisvesting en gezondheid niet afdwingbaar zijn en dat we dat merken. Dat ze de voorbije dertig jaar zijn verwaarloosd, en dat er een enorme kloof gaapt tussen de goede bedoelingen van overheden en de uitwerking daarvan. De solidariteit is systematisch verdwenen door allerlei liberale krachten. Wat ben je er mee als iemand zegt dat je broccoli en pastinaak moet eten, “want dat is gezond”, terwijl je kinderen zonder ontbijt naar school moeten? Daarom probeer ik die leefwereld van mensen die in moeilijkheden zijn gekomen door de politieke keuzes, mee het politieke en publieke debat te krijgen. Ik wil duidelijk maken dat hun ervaringen erg belangrijk zijn.’
Kapitalen
‘Op mijn 28ste studeerde ik politieke wetenschappen aan de universiteit. Rond die tijd ving mijn Leeswereld aan die op non-fictie is geënt, met een boek als De neoliberale strafstaat van Bleri Lleshi. Voorheen heb ik niet veel gelezen, als kind ook niet. Lezen hielp wel om de ellende te vergeten, er even aan te ontsnappen. Maar het werd thuis niet gestimuleerd. Er was ook geen begeleidend kader, geen norm rond ontlenen en terugbrengen. Het enige wat ik me herinner waren de schoolboeken toen ik veertien was. Ik trok me een keer lange tijd terug in mijn kamer, las de boeken en ervoer een kick toen dat tot prima resultaten leidde. Daar is wel de interesse voor boeken ontstaan, maar de situatie was nog zo penibel, dat het lezen van de eerste romans tot mijn twintigste duurde, toen ik alleen woonde en via een actie bij de krant met Madame Bovary, Lolita en Brave New World in contact kwam. Dat is het moment waarop ik langzaam begon te reflecteren op mijn eigen leven.’
‘Het is ook niet vanzelfsprekend om naar de bib te gaan als je niet over genoeg kapitaal beschikt. Dan spreek ik over sociaal kapitaal (de taal spreken, de omgangsvormen kennen, kùnnen lezen), het economisch kapitaal en het esthetisch kapitaal (zie ik er wel goed genoeg uit? Kijken de mensen op mij neer?). Zelfs een gratis bib is een drempel voor de onderkant van de samenleving. En net daar, in de bib, ligt een grote uitdaging.’
Werkplek
‘Eerst worden bibliotheken wegbezuinigd en nadien schrikken beleidsmakers dat analfabetisme stijgt in een bepaalde wijk. Tja. Je moet net inzetten op bibliotheken en ze fors verbreden tot veel meer dan alleen een plek met boeken. Een bibliotheek is in wezen een perfect opleidingshuis. Je kunt er kleine leslokalen in onderbrengen en mensen gratis cursussen aanbieden, al waren het lessen Nederlands, breien of koken. Breng er welzijnswerkers in onder, buurtbewoners, maak ruimte voor ouderen, zorg voor gratis computergebruik... Op sommige plekken gebeurt dat al, maar je kan niet ver genoeg gaan, want de éne prikkelt de ander. Maak van de bibliotheek een maatschappelijk knooppunt, waar mensen elkaar versterken, waar jongeren aan activiteiten deelnemen en zien dat anderen lezen, waar ouders een computer gebruiken en dan toch maar een paar boeken meenemen voor de kinderen. Bibliotheken kunnen een sterk tegenwicht bieden voor de huidige commercialisering van de publieke ruimte. Er zijn amper nog terrassen waar je gewoon kan zitten, zonder een dure koffie te moeten drinken. Geef de ruimte terug aan de mensen. Erg moeilijk kan dat toch niet zijn? Als je in zo’n bib zit en iemand tikt je op de schouder – Hallo, hoe gaat het? Kan ik iets voor je doen?-, dan voel je je mens.’
“Maak van de bibliotheek een maatschappelijk knooppunt, waar mensen elkaar versterken, waar jongeren aan activiteiten deelnemen en zien dat anderen lezen, waar ouders een computer gebruiken en dan toch maar een paar boeken meenemen voor de kinderen.”
Deel dit artikel: